
Fossiele brandstoffen zijn eindig. De wereld is naarstig op zoek naar allerlei alternatieve, veelal duurzame oplossingen om ook in de toekomt in de behoeften te kunnen voorzien. Als gevolg daarvan is ook de installatiesector de afgelopen tien jaar enorm veranderd en zal de komende jaren nog veel meer veranderen onder invloed van steeds nieuwere technieken en strengere wet- en regelgeving. Installateurs zien helaas vaak door de bomen het bos niet meer. Reden voor Installatie360 om een Ronde Tafel Sessie te organiseren waarbij we samen met de experts aan tafel een eenduidig antwoord proberen te formuleren op de vraag naar toekomstbestendige oplossingen.

Wij verbazen ons erover hoeveel behoefte er is aan duurzaamheid, begint Rimme van der Ree. “De eindgebruiker die gaat renoveren of nieuw bouwen wil dat zoveel mogelijk duurzaam en groen doen, en daarin ook investeren.” Edward Hissink neemt deze stelling in twijfel: “Als mensen de keuze hebben tussen een nieuwe keuken of een duurzame installatie, heb ik toch het gevoel dat ze eerder kiezen voor een nieuwe keuken, zeker bij bestaande bouw.” Ook Rutger Naber kan dat beamen: “De consument wordt verleid om energetische maatregelen te nemen, maar heeft niet het budget om gelijktijdig te investeren in een mooie keuken en badkamer. En daar wil men niet op bezuinigen. Het heeft veelal te maken met een gebrek aan kennis van de installaties, en dat kun je ze niet verwijten natuurlijk. Hier ligt een taak weggelegd voor de installateur. Maar ook hij weet het vaak niet.” Er is inderdaad een enorme behoefte aan juiste informatie, maar die krijgen ze niet, zegt Rimme van der Ree. Edward Hissink: “Er is wel heel veel informatie beschikbaar, maar niet gestructureerd en vaak tegenstrijdig.” Freek Houtepen: “Mensen winnen vaak op de verkeerde plek advies in en gebruiken het internet om zich vol te sponsen. Door veel desinformatie of verkeerde informatie ontstaat veel onzekerheid bij mensen die wél heel graag naar een duurzame oplossing toe willen. Hier is ook een grote taak weggelegd voor brancheorganisaties om te komen met eenduidige informatie en deze breed te ventileren.”

Samenwerken
Volgens Roberto Figueira zijn eindgebruikers en misschien ook wel installateurs meer gebaat bij een totaalplaatje. “Wat ons onlangs opviel op de Vakbeurs Energie in Den Bosch was dat de eindgebruiker, de particulier, vaak goed is ingelezen en soms meer op de hoogte is van de laatste ontwikkelingen dan een installateur. Hij wil bijvoorbeeld een warmtepomp, maar in combinatie met vloerverwarming en zonne-energiepanelen. Tot op heden moeten zij zich overal afzonderlijk laten informeren, terwijl ze op zoek zijn naar het hele verhaal. Ze moeten dus zelf het totaalplaatje maken. Dat is heel moeilijk.” Dat ziet ook Rinus Kwakkel: “Het besef, dat het aardgas eindig is, is er inmiddels. Men stelt terecht de vraag of het plaatsen van een cv-ketel op dit moment nog wel duurzaam verantwoord is? Er zijn legio alternatieven, maar hoe maak je nu de juiste keuze?” Richard Geraerts ziet daarom ook belang bij meer samenwerken en een juiste informatieverstrekking: “Veelal gaat de klant individueel verhaal halen. Elke fabrikant heeft een commercieel belang bij zijn product. Dat geldt op alle gebieden. Ik spreek ook mensen die denken dat het plaatsen van zonnepanelen op het dak de woning ‘verduurzaamt’. Maar als je verder doorvraagt, blijkt dat er een slimme commerciële man over de vloer is geweest. Alleen zonnepanelen maken een woning niet duurzaam. Het is een combinatie van. Mensen moeten dus inderdaad veel beter geïnformeerd worden over het totaalplaatje.”

De energiefactuur ontrafelt
Volgens Rimme van der Ree heeft die onduidelijkheid ook te maken met het feit dat het verbruik van energie onwaarschijnlijk ondoorzichtig is. “Het begint al met de energieprijzen. Je moet heel diep graven om te weten te komen wat een kWh energie kost. Bovendien, gas koop je in m3, elektra in kWh, bij stadverwarming rekenen ze per Gigajoule, tanken gaat per liter, kolen per mud, et cetera. Elke keer koop je energie, maar je weet niet wat je koopt. Een gemiddeld woonhuis verbruikt 4.000 kWh aan elektriciteit en 1.600 m3 aan aardgas. Uit een m3 aardgas haal je ongeveer 10 kWh. Dat betekent dat een gemiddeld huis 16.000 kWh aan warmte gebruikt en maar 4.000 kWh aan elektriciteit. Warmteverliezen beperken of warmte efficiënter opwekken, heeft dus een veel groter effect op het totaalplaatje. Door hierin meer duidelijkheid te verschaffen, wordt men zich veel bewuster. Ik vind dat de overheid daar ook een belangrijke taak in heeft.” Hans Arentsen plaatst een kanttekening en zegt: “In principe ben je toch niet duurzamer bezig als je dezelfde hoeveelheid warmte verbruikt als daarvoor, maar dan elektrisch in plaats van gas? Je zal ook andere aspecten moeten meenemen om energie te besparen, zoals luchtdichtheid om infiltratie te vermijden en vraaggestuurd ventileren met warmteterugwinning.” Rimme van der Ree: “Helemaal mee eens. Wat je niet verliest aan warmte hoef je ook niet te compenseren. Zet al je geld op isolatie. Daar is geen discussie over mogelijk. Maar om mensen bewust te maken van hetgeen ze verbruiken moet het beter inzichtelijk worden gemaakt. Dan beseffen ze ook dat ze naar andere oplossingen moeten gaan in plaats van alleen investeren in een hele batterij aan zonnepanelen.”

Halve maatregelen
Door de onzekerheid die er heerst in de sector wordt er vaak onnodig geïnvesteerd in apparatuur, zonder te begrijpen wat het uiteindelijk oplevert, meent Hans Arentsen. Edward Hissink: “Onderdeel van de chaos en onzekerheid is het feit dat er mogelijkheden zijn geschept om ook suboptimale oplossingen te accepteren, te wijten aan de EPC van nu 0.4. Er worden daardoor halve maatregelen genomen. We moeten nu echt een streep in het zand trekken; BENG en Nul op de meter zijn mijns inziens welkome initiatieven. Dat schept duidelijkheid voor de hele sector. Door het halve gedoe en verschillende motieven en belangen gaat het vaak mis. Nu wordt het linksom of rechtsom wel opgelost met oplossingen die niet leiden tot Nul op de meter.”
Rutger Naber: “De consument wordt op dit moment inderdaad te weinig gestimuleerd om echt voor een duurzame oplossing te kiezen. Met als gevolg dat een installateur, die zoals gezegd ook niet altijd optimaal geïnformeerd is, een hybride oplossing voorstelt. We moeten duidelijk ventileren dat een goed geïsoleerde woning met duurzame installaties meer toekomstwaarde heeft dan een woning met een cv-ketel.” Maarten Tromp: “Er zijn bovendien financieringsoplossingen die je kan inzetten voor een duurzame investering. Een hybride oplossing is geen duurzame investering.” Sterker nog, een hybride installatie zouden ze moeten verbieden, zegt Rimme van de Ree stellig. “Ze gaan als warme broodjes over de toonbank. Ketelfabrikanten pakken daarmee de laatste strohalm. Het is te gek voor woorden op alle vlakken.” Edward Hissink: “We moeten altijd alternatieve voordelen aandragen om mensen te laten investeren in echt duurzame oplossingen, zoals ‘uw woning is over 15 jaar meer waard, dus kijk vooruit’. Waarom? Omdat niemand zegt ‘stop nu eens met die halve maatregelen’.”

Overleven
De kern van het probleem ligt volgens Freek Houtepen bij de installateur die tijdens de crisisjaren op overlevingsmodus is overgegaan. “Juist in diezelfde periode zijn er allerlei nieuwe technische maatregelen genomen en nieuwe technieken geïntroduceerd. De installateur heeft te weinig tijd genomen of de kans niet gehad om zich goed te verdiepen in de mogelijkheden die er nu zijn en kan de eindgebruiker dus ook niet goed informeren. De eindgebruiker gaat vervolgens zelf zoeken en begint te zweven. En daar ontstaan de problemen. Want de installateur is niet of moeilijker in staat om bepaalde zaken te ontkrachten.” Rinus Kwakkel: “De cv-installateur weet echt wel dat zijn business op termijn verdwijnt, maar neemt niet de stap om zich verder te specialiseren. Ze houden zich bij hun vak en denken niet complementair. Zo ver gaan ze niet.”
Edward Hissink: “Is er een voordeel voor de installateur te bedenken zodat ze de techniek wél integraal gaan aanpakken?” Frank Janssen antwoordt: “We geven op jaarbasis installateurs zes keer de mogelijkheid om zich bij te scholen, vooral in het denken van totaalconcepten. We krijgen vervolgens twintig vooraanmeldingen, maar op de opleidingsdag zelf is meer dan de helft al afgehaakt. Ze denken vooral aan hun eigen portemonnee en zijn niet ingericht op het denken in totaalconcepten.” Ruud Verbraak: “De F-gas installateur stuurt zijn mensen echt wel naar een cursus. Maar inderdaad, de loodgieter denkt daar anders over. Dat ‘probleem’ lost zichzelf overigens wel op. Wat we nu al zien is dat installateurs die niet mee gaan, zichzelf elimineren omdat ze door leveranciers aan de kant worden gezet. Ze ‘verpesten’ immers het product.”

Veranderingen
Freek Houtepen: “Er zijn heel veel veranderingen in de installatiebranche gaande. Omdat de installateur niet kan bijbenen, gaan fabrikanten een hele andere plek in de keten innemen. De taak van de installateur is straks alleen nog maar de installaties aan elkaar knopen. Steeds meer fabrikanten en groothandels begeven zich op de projectenmarkt. Installatiebedrijven die dat heel goed in de gaten hebben, zoeken aansluiting bij adviesorganisaties en knopen uiteindelijk heel grote projecten aan elkaar.” Maarten Tromp: “Je kan het ze ook niet helemaal kwalijk nemen, want dat is immers hun vak, het aan elkaar knopen van installaties. En niet het geven van advies of het doorrekenen van ontwerpen. Blijf bij je leest, zou ik zeggen.”

Ruud Verbraak vult aan: “Je moet eigenlijk nóg een stap terug gaan tot helemaal bij de architect. Een installatieconcept kan niet zonder een goed ontwerp. De architect bepaalt eigenlijk of het wel of niet kan, denk aan zonligging, dakoverstekken, m2 dakvlak wat ter beschikking is, en zo verder. Maar dat is slechts een deel van de markt. We hebben ook te maken met een enorme voorraad aan bestaande woningen en panden die verduurzaamd moeten worden. Particuliere eigenaren van rijwoningen uit de jaren 60-70 bijvoorbeeld krijgen overal te horen ‘uw woning is technisch niet geschikt voor verduurzaming’. Woningcorporaties doen het wel en plaatsen ‘gewoon’ een compleet nieuwe buitenschil over de woning zodat duurzame installaties wél soelaas bieden. In dat geval is de eindgebruiker niet de vragende partij. Er staat dus straks een hele grote groep mensen met de rug tegen de muur die niet weten wat te doen. Ook daar zal meer aandacht naar uit moeten gaan door collectief misschien een programma op te zetten.”

Eindelijk duidelijkheid
Wat zou de rol van de overheid moeten zijn als het gaat om het verduurzamen van woningen en panden, vraagt Roberto Figueira zich af. “Het is heel eenvoudig om subsidies te verlenen op een apparaat, maar dan heb je het totaalplaatje niet in beeld of komen we zoals eerder aangehaald tot halve maatregelen. Vanaf 2021 overgaan op energieneutraal, op Nul op de meter, daar zijn we denk ik nog ver van af.” Rimme van der Ree: “Het is geen keuze, het is een voldongen feit. In 2021 heb je BENG. Punt. BENG is een kans. Voor ons allemaal. En veel duidelijker dan de huidige EPC waar met allerlei trucjes – en inderdaad, halve maatregelen – ook het beoogde resultaat is te behalen. BENG is heel duidelijk: je mag 25 kW per m2 verbruiken en meer niet. Dan moet je wel in totaalconcepten denken. Daarnaast komt er vanaf 2023 ook gelukkig duidelijkheid in de utiliteit. Kantoorgebouwen moeten vanaf 2023 minimaal over een energielabel C beschikken. Ook dat is geen keuze meer. Je ziet nu al gebeuren dat banken voor panden met een energielabel D geen financiering meer verstrekken of direct een budget opnemen om verbeteringen aan te kunnen brengen. Anders is het na 2023 een waardeloos pand. De waarde wordt bepaald door wat de markt ervan vindt. Als je nu niet vooruitdenkt ben je gek als je op een traditionele manier gaat (ver)bouwen.”

Phase-change materials
Volgens Rimme van der Ree is de uiteindelijke sleutel naar de echte verduurzaming het bufferen van de energie. “Zonnepanelen zijn prachtig mooi, maar bij mij thuis branden de lampen als de zon niet schijnt,” lacht hij. “Wat mij betreft ligt de toekomst in het bufferen van warmte in plaats van elektriciteit bufferen in hele dure Tesla accu’s. Driekwart van het energieverbruik in een woning gaat immers op aan het binnenklimaat. Ik stel me voor dat een warmtepomp tijdens een zonnige dag de warmte buffert in een vat. Op moment dat de zon niet schijnt kan de warmtepomp een paar dagen worden afgeschakeld omdat het binnenklimaat op temperatuur wordt gehouden door de opgeslagen warmte in het buffervat. En door de ontwikkelingen op het gebied van phase-change materials, waarbij we grote hoeveelheden energie kunnen bufferen in kleinere volumes, kan de inhoud van het buffervat beperkt blijven.” Freek Houtepen ziet ook nog andere mogelijkheden: “Je kan ook een pand als buffer inzetten en de warmte langer vast te houden door gebruik te maken van infra roodverwarming. In tegenstelling tot elektrische warmtepanelen zijn deze in staat objecten te verwarmen (wanden, plafonds,…) die secundair voorzien in het verwarmen van de lucht in de ruimte.” Ook Rinus Kwakkel kan dat beamen en voegt toe: “Anderzijds, door goed gebruik te maken van stralingswarmte van kleine elektrische panelen kun je ook delen van een ruimte verwarmen in plaats van de gehele ruimte. Kortom, door vooraf goed na te denken, kun je ook op die manier een behoorlijke besparing realiseren.”

BENG ready
Als je de BENG principes volgt, kom je vaak tot hele rechttoe rechtaan oplossingen en heel snel ook bij infra roodverwarming, stelt Hans Arentsen. Richard Geraerts: “Over de huidige rekenmethodiek is overigens nog veel te doen.” Edward Hissink: “Natuurlijk is het goed dat er inspraak is en dat zaken blijven doorontwikkelen. Maar het gaat erom dat BENG nu een kans is voor installateurs. Freek Houtepen antwoordt: “Inderdaad, vooralsnog moeten we calculeren met de normen zoals die er nu liggen. Als over twee jaar de regelgeving verder wordt versoberd, prachtig, maar dat is dan voor latere zorg. Nu is er tenminste duidelijkheid, voor nieuwbouw althans.”

Hans Arentsen: “DGMR heeft onderzoek gedaan onder de bestaande woningvoorraad waarbij de haalbaarheid van BENG op een heel scala aan varianten is uitgevoerd. Wat bleek, BENG is ook daar een heel haalbare norm.” Daarbij moeten we niet voorbij willen gaan aan het comfort van de individuele bewoner, meent Richard Geraerts. “De installaties moeten op een duurzame voorzien in verwarmen, ventileren, koelen, et cetera, op een manier waarbij de bewoner zich prettig voelt.” Edward Hissink: “Totaal mee eens, waarbij het hoofdstuk luchtdichtheid ook niet vergeten mag worden als standaard onderdeel voor een duurzame woning. De bewoner moet bovendien in het middelpunt staan. Kortom, wil je je als installateur onderscheiden van je concurrenten, zorg dan dat je BENG ready bent.” Ruud Verbraak tot slot: “Dat is inderdaad de kern voor het behoud van de installateur. Ga jezelf certificeren en bewijs dat je klaar bent om toekomstbestendige installaties te kunnen maken.”